Volte-face begint met een introductie door het orgel, waarin een vrijwel constant aanwezige toon c een vastomlijnd spel van akkoorden doorsnijdt. Van daaruit begint een lied-achtige structuur waarbij de zangstem zich vanuit de laagte steeds verder opwerkt om uiteindelijk boven de weerbarstige stroom arpeggio’s van het orgel uit te komen. Een cluster zwelt aan tot een muur van geluid, waarna de liggende toon, die sinds het begin niet van zijn plek is geweken, verdwijnt. De zangstem ploetert gestaag voort over een lage modder van het orgelklanken, die herinneringen oproept aan het akkoordenspel waarmee het werk begon.