Details van een plaats delict. Te droog of te nat. Dader, slachtoffer en getuige ineen. Moeder aarde wast het vuil van zich af. Volta. Dansen op een stukje uitgedroogde kleigrond. In schaamte berusten. Een open einde.
Elke deelnemende kunstenaar kreeg de eerste en de laatste regel van een sonnet aangeleverd, bij wijze van inhoudelijke voeding. Vervolgens was er de vrijheid om ‘het gedicht’ naar believen in te vullen, wat ik gedaan heb door een fotoreeks te maken met danseres Tegest Pecht-Guido gebaseerd op de volgende twee regels van het meestersonnet:
De mens, de mens boetseert het bos van ooit
Verwassen van verleden, zwart noch wit
Een sonnet bestaat uit veertien jambische versregels: twee kwatrijnen (een octaaf) en twee terzetten (een sextet). Na de twee kwatrijnen vormt de volta de wending naar het sextet: een conclusie, intensivering of omkering. Een sonnet kan worden opgebouwd met verschillende rijmschema’s. Voor dit project kozen Rob Moonen en A.H.J. Dautzenberg voor omarmend rijm – het klassieke rijmschema ABBA-CDDC-EFE-FEF –, een uitgangspunt dat zowel de dominerende als de welwillende houding van de mens ten aanzien van de natuur representeert. Een sonnettenkrans vormt de overtreffende trap; veertien thematisch met elkaar verbonden sonnetten, zwaan-kleef-aan, waarvan de begin- of eindregels samen een vijftiende sonnet vormen – het meestersonnet.